Herman heeft bij stripwinkel Akim een bijzondere telefoon gevonden. Het lijkt erop dat het apparaat een vreemde invloed op zijn persoonlijkheid heeft.
‘Doe me nog maar een kopstootje John,’ zei Herman. ‘Hoe laat ga je eigenlijk dicht vanavond?’
De kastelein schonk zijn glaasje vol en antwoordde dat op vrijdag de kroeg om 2 uur ging sluiten. Herman slurpte het kopje van zijn borrel af en knikte tevreden. Dan had hij ruim tijd om een goedkoop hotelletje, of een pension te zoeken.
Babs was die middag volledig uit haar dak gegaan, toen ze een zwarte kater en een meeuw in het tuinhuisje ontdekt had. Ze had de meeuw vrijgelaten en voor de kat het dierenasiel gebeld. Daarna had ze Hermans ondergoed in een weekendtas gegooid en hem zonder pardon op straat gezet. De papieren voor de scheiding kon hij binnenkort verwachten.
Herman zuchtte en liet zijn glas nog eens bijvullen. Het was ook wel heel snel gegaan. Na het vinden van die telefoon kon hij alleen nog maar aan Guust denken. In het begin was dat niet zo erg geweest, maar na zijn uitgebreide verkleedpartij, begon het uit de hand te lopen. De meeuw en de kater waren voor Babs waarschijnlijk de bekende druppel geweest, alhoewel zijn verzoek om als juffrouw Janny verkleed te gaan, ook niet in goede aarde viel.
Op de een of andere manier had die rare telefoon hem veranderd. Doordat er geen enkele vorm van elektronica inzat, had hij hem in een container gegooid, maar daar begon hij spijt van te krijgen. De telefoon was waarschijnlijk de oorzaak van deze ellende, maar misschien ook de oplossing.
‘Zeg John, waar gaat het huisvuil eigenlijk heen dat in deze wijk opgehaald wordt?’
‘Wat ik weet naar de stort in Westerbroek,’ antwoordde de barkeeper. ‘of heb je nieuwe schoenen nodig?’
Herman reageerde niet en betaalde zijn rekening. Hij kon maar 1 ding bedenken om uit deze crisis te komen. Die telefoon moest teruggevonden worden, op naar Westerbroek.
Wordt vervolgd