Waarin Herman een oude hobby weer oppakt en gaat strijden in het zweet des aanschijns.
Enthousiast keek Herman hoe Wout van Aert de finish passeerde. Wat een talent had deze man. Drie keer tweede in de eerste 3 etappes en dan winnen, daar kon zelfs Mathieu een puntje aan zuigen.
Hij leunde achterover en dacht na. Wielrennen was altijd zijn hobby geweest en vooral de Tour de France. De stripboeken over Eddy Merckx en Bartali had hij in zijn bezit, maar het mooiste boek was de Teenloze Adelaar van Lax. De heroïsche strijd van de hoofdpersoon Amédée gaf je het gevoel dat je zelf de Aubisque aan het beklimmen was.
In zijn jonge jaren was Herman zelf een talentvolle renner geweest. Een val in het criterium van Bedum had een streep door zijn ambities als profrenner getrokken. Toch had hij nog steeds plezier in het stoempen op de pedalen van zijn ijzeren ros. Hij keek naar buiten en besloot dat het weer een keer tijd werd. Het zonnetje scheen, weinig wind, de ideale omstandigheden om een klein tochtje te maken.
Een kwartiertje later denderde hij over het fietspad richting Roden. Zijn fietskleding zat als gegoten en zijn gestroomlijnde helm zorgde voor een minimale luchtweerstand. Het meest enthousiast was hij over zijn stuur. Het had een paar centen gekost, maar zo kon hij op de ellebogen steunen om de perfecte houding te bereiken.
Geïrriteerd passeerde hij het klootjesvolk. Waarom gingen die mensen niet meteen aan de kant als hij belde? Door zijn snelheid konden de grootste ongelukken gebeuren. Een bekende oud-wielrenner had onlangs geopperd dat het verstandig was om een extra strook aan te leggen voor ervaren toerrijders zoals hij. Wat hem betreft konden ze niet snel genoeg beginnen.
In Norg nam hij een cappuccino op het terras en besloot weer terug te gaan. Het was nog 35 kilometer naar huis en hij moest een klein beetje rustig aan doen. Zijn leeftijd speelde natuurlijk een rol, maar hij was ook bang dat zijn oude blessure weer ging opspelen. Die val in Bedum was geen sinecure geweest.
Volledig uitgeput liet Herman zich op de bank vallen. Babs had een glaasje water voor hem gehaald, maar door de vermoeidheid was hij niet eens in staat een slokje te nemen.
‘Heb je je weer aangesteld,’ vroeg ze boos. ‘Je bent verdorie geen 18 meer.’
Herman ging voorzichtig rechtop zitten en nipte van zijn glas. Wat een stomme idioot was hij geweest. Zelfs een kwaliteits-accu zoals op zijn fiets functioneerde niet naar behoren als je hem niet op tijd oplaadde.