Babs heeft Herman uit huis gegooid en hij legt de oorzaak bij die vreemde telefoon. Via de stort in Westerbroek probeert hij hem terug te krijgen.
Herman zette zijn fiets tegen het kantoortje en liep onder de slagboom door. Er was niemand aanwezig op de stortplaats, maar door het nachtelijk uur zag hij amper een hand voor ogen. Gelukkig bracht de maan een beetje uitkomst. Hij liep het heuveltje op en las de borden naast de grote containers: Grof vuil, oud ijzer, kunststof, matrassen… Gadverdamme hij moest er niet aan denken welk ongedierte in die container rondkroop.
Na enkele minuten zag hij in dat het hopeloos was. Niet alleen zocht hij naar de bekende speld in de hooiberg, maar als hij in een van die containers zou springen, kwam hij er nooit meer uit. Hij zuchtte diep en besloot terug te gaan, het had geen enkele zin.
Bij een gebouw dat waarschijnlijk als kantine dienstdeed, zag hij een bord met kringloopwinkel ‘Goudgoed’. Eindelijk een kansje. De werknemers moesten waarschijnlijk het mooie spul uit de troep halen, om het later aan de kringloop te doneren.
Hij pakte de klink vast en de deur ging soepel open. Weer een meevaller, misschien waren de goden hem toch goed gezind. Hij stapte naar binnen en scheen rond met de zaklamp van zijn mobiel. Wat een mooie spullen: oude Dinky Toys, bakken vol pop-elpees, stripboeken van Suske en Wiske, er stond zelfs een beeld van Kuifje en Bobbie. Dit soort handel had hij nog nooit in een kringloopwinkel gezien. Het personeel had er duidelijk een andere bestemming voor.
Hij zocht alle dozen en kasten na, maar zonder resultaat. Mochten ze de telefoon al gevonden hebben, dan was hij blijkbaar niet bijzonder genoeg. Net toen hij de moed op wilde geven, vond hij onder in een bureaula de telefoon. Hij kon wel janken van geluk. Hij wist niet hoe, maar nu had hij tenminste een kans om uit deze rotzooi te komen. Hij stopte het apparaat in zijn binnenzak en liep naar de deur. Buiten op een bankje zat een donkere gedaante die met raspende stem zei:
‘Het duurde wel lang tot je dat ding eindelijk vond.’
Wordt vervolgd