Tussen een stapel Rode Ridders bevindt zich een recente Suske en Wiske en wat doe je dan tijdens de Coronapandemie? Ondanks diverse teleurstellingen en afknappers besluit je nog één keer de gok te wagen. Je gaat het album lezen.
Het begin is hoopgevend. Via een nieuw baantje als verzekeringsagent komt Lambik in het bezit van een mysterieuze fles. De fles wordt bij Jerom thuis geopend en wat schetst onze verbazing, er komen een aantal geesten uit. De geesten verspreiden een ijzingwekkende angst, waarvan Jerom het slachtoffer wordt.
Uiteraard ligt de oorzaak van al deze ellende in het verleden en wel in het Antwerpen van de 15e eeuw. Suske en Wiske besluiten samen met Lambik af te reizen naar 1434 om aldaar de basis van het probleem aan te pakken. De teletijdmachine vormt voor dit doel een uitermate handige gadget.
Na een kleine omzwerving door de oud stad, op sommige afbeeldingen prachtig weergegeven, weten ze in contact te komen met Jan zonder Vrees. Deze middeleeuwse held verzet zich tegen een corrupte Schout die samenspant met de eerder genoemde geesten.
Als ik eerlijk ben verrast het album me. Het verhaal loopt goed en doordat Wiske gevangen genomen wordt, loopt de spanning snel op. Waar ik echter bang voor ben, gebeurt vlak voor het einde. Jerom is uit zijn verstarde ijzigheid ontwaakt en verschijnt voor de zoveelste keer exact op tijd op het strijdtoneel. Met zijn enorme kracht en inzicht wordt het probleem andermaal netjes opgelost.
Ondanks dat ik de neiging heb het album meteen aan de kant te gooien, lees ik toch even door. Een soort overmacht der gewoonte zal ik maar zeggen. En wat schetst mijn verbazing, ineens kom ik voor een totaal onverwacht einde te staan. Een einde dat origineel is en de trilogie van Back to the Future benadert. Welke einde dat is, moet u zelf maar lezen, maar het heeft mij weer enige moed gegeven voor de toekomst. Misschien zijn de nieuwere Suske en Wiske’s toch niet zo slecht.