Vandaag, het moment dat ik deze blog schrijf, is het 2 april; de geboortedag van de sprookjesschrijver Hans Christiaan Andersen. Internationaal wordt deze dag aangegrepen als de dag van het kinderboek.
We kennen allemaal Annie M.G. Schmidt en Astrid Lindgren, maar kinderboeken zijn geen stripboeken. Natuurlijk zijn de illustraties, vooral voor de kleintjes, zeer belangrijk, maar de nadruk ligt op de geschreven tekst. De tekst vertelt het verhaal. Bij strips wordt het verhaal door de tekeningen verteld. Natuurlijk zijn er tussenvormen, zoals de vele verhalen van Tom Poes, maar over het algemeen herkent men de negende kunst aan de afbeelding met de tekstballon.
Toch zijn vele beroemde jeugdboeken uiteindelijk verstript. Wat te denken van de Nederlandse klassiekers: Kruimeltje, Dik Trom, Pietje Bell en Afkes Tiental. Door de inspanningen van Dick Matena zijn ze nu als stripboek verkrijgbaar. Van Bob Evers bestaan zelfs meerdere delen en ook met de Kameleon is een start gemaakt.
Andersom kan ik me geen voorbeeld voor de geest halen. Een grote misser naar mijn mening. Met name reeksen als Blake en Mortimer, Blueberry en Roodbaard zijn zeer geschikt om er een leesboek van te maken. Een kennis van mij wees me op het fenomeen “Paulus de Boskabouter.” Een misvatting naar mijn idee. Paulus is nooit een stripboek geweest, maar te allen tijde een leesboek met illustraties. Niets ten nadele van Jean Dulieu. Films zijn er natuurlijk al legio over stripfiguren gemaakt, maar dit zijn nog lang geen jeugdboeken. Misschien een idee voor Paul van Loon, of Carry Slee om deze handschoen op te pakken.