Een van mijn stomste acties als stripverzamelaar was het verkopen van mijn Man van Staal-collectie. Hoe kon ik mijn originele Archie’s toevertrouwen aan de een of andere betalende onverlaat? Gelukkig heeft Johan Cruijff al meermalen verteld dat elk nadeel zijn voordeel heeft en dat blijkt ook hier het geval te zijn. Eindelijk kan ik weer lekker op zoek naar de eerste 7 albums in liefst perfecte staat. Zoals het elke rechtgeaarde stripverzamelaar betaamt, neem ik geen genoegen met deeltjes die beduimeld, of incompleet zijn. Deel 1 en 2 heb ik alweer gescoord.
De kritische lezer zal onmiddellijk opmerken dat de serie uit veel meer delen bestaat. Mijn interesse gaat echter alleen uit naar het werk van Cowan en Kearon. Hoe ik Bert Bus ook waardeer als stripkunstenaar, de echte Man van Staal stond voor mij in de Sjors uit de jaren 60.
Archie was voor ons een soort superheld. Een robot die kon praten en die via een bedieningspaneel aangestuurd kon worden. Regelmatig haperde de afstandsbediening, waardoor de helden Ted en Ken in zeer benarde situaties terechtkwamen. Door hun geniale technische inzicht wisten ze echter de robot altijd net op tijd weer op gang te krijgen. Kenmerkend is ook dat de eerste verhalen zich in de jungle afspeelden. Waarschijnlijk komt het door de populariteit van Tarzan in die periode, waarop de schrijver dan eenvoudig meeliftte. Later waren westerns in Nederland zeer in trek, wat zich meteen uitte in een verhaal van Archie in het wilde westen.
Zelf herinner ik me de sterke cliffhangers in de verhalen. Elke week keek je daarom in spanning uit naar het moment dat de bladenman de nieuwe Sjors kwam bezorgen. De jaargangen van Sjors heb ik van 1960 tot 1969 compleet. Misschien is het tijdens deze Coronacrisis een optie om ze weer eens uit de kast te halen. Met een beetje geluk haal ik op die manier een klein beetje van de jeugdige spanning weer terug. Je moet wat als antieke stripverzamelaar.