Herman heeft via een aantal oude brieven een onbekend familielid ontdekt. Het lijkt erop dat hij in bezit is van het eerste album van Kuifje. Fanatiek gaat hij op zoek naar meer informatie.
Ongeduldig stond Herman bij de balie te wachten. Hij had via een tante het jongste nichtje van zijn grootvader ontdekt en ze leefde nog. Hij wilde haar nu dolgraag enkele vragen stellen. De receptioniste van het bejaardenhuis kreeg het echter niet voor elkaar om zijn QR-code te checken.
‘Heeft u misschien ook een vaccinatieboekje meneer. Mijn telefoon heeft kuren.’
Hermans irritatiegraad begon boven Amsterdams peil te raken en hij kon zich amper nog inhouden.
‘Die heb ik wel mevrouw, maar die ligt thuis. Om het te halen moet ik 30 kilometer heen en weer rijden. Is hier niemand anders met zo’n controleprogramma?”
De vrouw belde een meerdere en na een kwartiertje kon Herman eindelijk de recreatiezaal binnenlopen. Een verzorgster kwam onmiddellijk naar hem toe en vroeg voor wie hij kwam.
‘Ik kom voor Mirjam Kockelkoren,’ antwoordde hij. ‘Zij is mijn oudste nog levende familielid en ik wilde haar graag enkele vragen stellen nu het nog kan.’
‘Mevrouw Kockelkoren is 98 jaar en dementerend. U kunt het proberen, maar verwacht er niet teveel van.’
Ze wees hem een tafeltje bij het raam waar een oude dame in een rolstoel voor zich uit zat te staren. Herman liep erheen en nam plaats op een stoel tegenover haar.
‘Dag mevrouw Kockelkoren. Mijn naam is Herman Gerards en ik ben een kleinzoon van Gradus Gerards uw neef.’
De vrouw keek hem vriendelijk lachend aan, maar vertoonde geen enkele reactie.
‘Ik wilde u een paar vraagjes stellen over Gradus. Herinnert u zich hem nog?’
De vrouw bleef vriendelijk lachen, maar Herman kreeg de indruk dat hij net zo goed tegen de ficus bij de ingang kon praten.
‘Het gaat om Johannes Gerards, waarschijnlijk een broer van mijn grootvader, maar ik weet het niet zeker,’ probeerde Hij een laatste keer.
‘Ik was er al bang voor,’ zei de vriendelijke verzorgster die bij hen was komen staan. ‘Haar verleden is een grijze mist geworden. Herman zuchtte en stond op. Het had geen nut. Hij bedankte de vrouw en stond op.
‘Dag mevrouw Kockelkoren, aangenaam kennis te maken. Het ga u goed.’
Hij wilde weglopen toen de oude vrouw een fragiele hand op zijn arm legde.
‘Sietse Weening,’ zei ze fluisterend. ‘Sietse Weening.’
Wordt vervolgd