Voor de zoveelste keer voelde Herman in zijn binnenzak. Hij moest het absoluut zeker weten. Voor de zekerheid had hij er twee gekocht, want je wist nooit waar het goed voor was. Van kleins af aan was hij allergisch voor van alles en nog wat, maar het meest voor bijen- en wespensteken. Op de lagere school noemden ze hem de bijensprinter, door zijn panische vluchtgedrag als een van de diertjes in de buurt was. Zijn angst ging zover dat hij niet durfde te kijken naar de afleveringen van Maja de Bij. Alleen al haar gestreepte achterkant bracht hem in een toestand van psychische waanzin. Een ander trauma had hij overgehouden aan het tekenfilmpje van Donald Duck die steeds aangevallen werd door een agressieve bij. Om die reden was hij lid geworden van de Pep en liet hij het Vrolijk Weekblad volledig links liggen.
Zijn moeder vertelde dat het kwam omdat hij als klein kind op een wesp had getrapt in het zwembad. Zijn voet had daarna de omvang aangenomen van de gemiddelde Hobbitstapper en bij de dokter had hij een injectie gekregen met adrenaline. Op latere leeftijd had hij standaard een Epi-pen bij zich. Na een steek van een wesp moest hij die dwars door zijn broek in zijn bovenbeen drukken, zodat de ergste gevolgen voorkomen werden.
‘Komt u maar meneer Gerards, u kunt hier plaatsnemen. Wilt u de spuit aan de linker- of aan de rechterkant?’
Eigenlijk wilde hij die Astra-Zeneca-rommel helemaal niet, maar Babs had hem verteld dat hij dan maar bij zijn moeder moest intrekken. Ze had helemaal geen zin in dat slappe gezeur.
‘Doet u maar links, want ik schrijf rechts,’ antwoordde hij stotterend. ‘Heeft er vandaag al iemand een allergische reactie gehad?’
‘Nee hoor, maar voor de zekerheid moet u na het prikje een kwartier blijven zitten. Daarna is de kans nihil.’
Hij stroopte zijn mouw op en draaide zijn hoofd de andere kant op. Hij was bang dat als hij de naald naar binnen zag gaan, hij ter plekke flauw zou vallen. Hij kneep zijn ogen dicht en wachtte op de pijn.
‘Gaat u daar maar even op de stoel zitten meneer Gerards. Er hangt een grote klok en na een kwartiertje kunt u naar huis gaan.’
Herman ging zitten en keek om zich heen. Het ergste was gelukkig voorbij. Hij had de spuit niet eens gevoeld, maar dat zou hij niet tegen Babs zeggen. Anders zou ze hem de komende weken weer belachelijk maken. Nog 7 minuten dan was hij gered. Op naar de tweede injectie.