De moeder van Babs had hen met een liefdevol bezoek verblijd en uiteraard had ze haar irritante keeshond Stroppie meegenomen. Met haar schreeuwerige marktstem had ze Herman gevraagd de keuter uit te laten. Last van de enkels beweerde ze met een giftige grijns. Babs had hem zo dwingend aangekeken, dat weigeren onmogelijk was. Doordat het kreng overal aan moest snuffelen en het verdomde om zijn behoefte te doen, was hij tot op zijn hemd doorweekt. Hij had zich een aangenamere kerstavond voorgesteld.
Bij het plantsoen ging hij even op een bankje zitten, natter als nat kon zijn broek toch niet meer worden. Op het moment dat hij de waterdruppels van zijn gezicht veegde, rukte Stroppie zich los. Luid keffend liep ze richting de eendenvijver. Onder het uiten van diverse krachttermen, rende Herman achter haar aan. Na diverse glijpartijen en een pijnlijke ontmoeting met een zwerfkei, had hij haar eindelijk te pakken. Toen hij terug wilde lopen naar huis, zag hij in de struiken iets bewegen.
‘Is daar iemand?’ riep hij met angstige stem. Je wist nooit wat voor idioten er in het donker door de stad zwierven. Een kreunend geluid gaf aan dat iemand in nood was. Hij trok de takken aan de kant en bleef meerdere seconden verbaasd staan kijken. Een oude man met een lange witte baard lag bekneld onder een arrenslee op de grond.
‘Sta niet zo stom te kijken en trek dat ding aan de kant. Volgens mij heb ik wat gebroken.’
Herman bond Stroppie aan een struik en probeerde de slee op te tillen. Potverdorie wat was dat ding zwaar.
‘Schiet een beetje op man, ik moet Rudolph, Donder, Blitzen en de rest van dat zootje ook nog zoeken. Die kunnen hun kerstaperitiefje vanavond goed vergeten.’
Het lukte Herman het vehikel iets te verplaatsen, waardoor de oude man kon gaan staan. Hij klopte zijn rode jas af en keek Herman even kort aan.
‘Jij bent toch Herman Gerards, als ik me niet vergis. Je zeurt me al jaren aan de kop om een bepaald cadeau. Wat was het ook alweer? O, ja, een originele tekening van E.P. Jacobs, de maker van Blake en Mortimer. Tja, door je hulp zal ik nou wel moeten.’
Hij overhandigde Herman een pakje en floot op een gouden fluitje. Met donderend geraas kwamen 9 rendieren aanvliegen en voor Herman het wist was de oude man met de slee aan de horizon verdwenen.
‘Wat ben jij in Godsnaam aan het doen.’
Herman schrok wakker en keek naar het verregende gezicht van Babs.
‘Mama en ik zijn je al een half uur aan het zoeken en jij zit hier in de regen te pitten. Stroppie is al een uur thuis.’
Herman mompelde wat binnensmonds en liep achter haar aan. Het was lastig om van een mooie droom in de harde werkelijkheid terug te keren. Thuis liep hij meteen naar boven om droge kleren aan te doen. Hij gooide zijn natte spul bij de was, toen hij in zijn binnenzak een pakje zag zitten. Hij trok het eruit en hield het enkele seconden zenuwachtig vast. Hij opende het en keek verbijsterd naar de inhoud. Met trillende handen verstopte hij het op zijn stripkamer. Hier zou hij met niemand over praten, de kans dat ze hem dan in een inrichting zouden opsluiten was veel te groot.