Na een kort, maar intensief onderzoek, zijn wij er in geslaagd het adres te achterhalen van 2 grootheden uit de Nederlandse stripgeschiedenis. De afspraak voor een interview duurt wat langer, maar uiteindelijk krijgen we groen licht.
Nadat de vriendelijke vrouw van de receptie ons de weg wijst, staan mijn trouwe assistent Raymon en ik voor de deur van een appartement. Een naambordje met sierlijke letters doet mijn striphart enkele keren overslaan: Sjors en Sjimmie. Voordat ik op de bel kan drukken zwaait de deur open en een oude, zwarte man heet ons welkom.
‘Kom binnen, kom binnen. De receptie heeft me al op de hoogte gebracht van uw bezoek en ik heb daarom wat tompoucen in de kantine besteld. Je krijgt niet elke dag visite in een bejaardentehuis.’
Hij gaat ons voor door het smalle gangetje en even later nemen we plaats aan de keukentafel. De ruimte is zo klein dat ik een lichte aanval van claustrofobie voel opkomen. Eens te meer een bewijs dat je het wonen in een bejaardentehuis zolang mogelijk moet uitstellen.
‘U kunt uw jassen gewoon over de stoel hangen. Zal ik een kopje koffie inschenken?’
Ik sta op en geef de man een hand. Ik stel ons voor en leg uit wat de bedoeling is.
‘Oh sorry, wat onnozel van me. Mijn naam is natuurlijk Sjimmie, of Jim zoals ik op oudere leeftijd genoemd word. Sjors is even naar het toilet en komt er zo aan.’
Met een piepgeluid schiet een automatische deur open en een man in een elektrische rolstoel rijdt de kamer binnen. Hij besteedt totaal geen aandacht aan ons en parkeert het voertuig voor het open raam. Jim schenkt de koffie in en zet de tompoucen op tafel. Raymon pakt een bordje en zet het bij Sjors op de rolstoel. De man veegt het vrijwel meteen op de grond en rijdt tegen hem aan.
‘Sjors gedraag je. Deze mensen zijn onze gasten hoor,’ reageert Jim. ‘Sorry meneer, maar hij is af en toe niet te genieten. Hij heeft veel frustraties over vroeger en reageert dat af op andere mensen.’
‘Waardoor zijn die frustraties ontstaan,’ vraag ik terwijl Raymon zich over zijn pijnlijke knie wrijft.’
‘Eigenlijk is het begonnen toen papa zijn uiterlijk veranderde. Ik bleef er hetzelfde uitzien, maar hem kende je niet meer terug.’
‘Papa?’
‘Ja, Frans Piët. Zoals u begrijpt hebben wij alleen een vader en heeft een moeder nooit een rol in ons leven gespeeld.’
Raymon gaat weer aan de keukentafel zitten en aan zijn blik te zien, is hij er behoorlijk klaar mee.
‘Toen Sjors en Sjimmie door andere tekenaars werd overgenomen ging het steeds minder met hem. Vroeger bleven we eeuwig jong, maar nadat papa er mee stopte zette ook bij ons het ouderdomsproces in. In zijn gedachten is vooral Meneer Van der Kroft daar debet aan.’
Jim staat op en gebaart dat ik even mee moet lopen. Via de lange donkere gang komen we in een opslagruimte. Trots wijst hij naar een soort vliegende schotel die tegen de muur geplaatst is.
‘Is dat echt wat ik denk dat het is,’ vraag ik enthousiast.
‘Jazeker, dat is de originele vliegende schotel uit de Pintoplaneet. Een beetje roestig, maar hij ziet er nog goed uit. Het tehuis heeft ons toestemming gegeven om hem te bewaren.’
Op de terugweg naar het appartement stel ik hem nog één vraag.
‘Waarom praatte u vroeger altijd zo vreemd.’
‘U bedoelt: Sjimmie honger hebben en dergelijke,’ antwoordt hij. ‘Dat was onderdeel van het contract met uitgeverij Spaarnestad. Blijkbaar vonden ze dat zwarte jongetjes in die tijd zo hoorden te praten.’
Hij opent de deur, en we zijn getuige van een bizar tafereel. Sjors heeft Raymon klem gereden tegen de muur en pas na enige minuten krijgen we hem los. Zonder verder nog wat te zeggen pakt hij zijn jas en loopt naar buiten. Ik bedank Jim voor zijn tijd en loop snel achter hem aan. In de bus zwijgt hij in alle talen en pas als we terug zijn bij Akim, kijkt hij me even kort aan.
‘De volgende keer zoek je maar een ander slachtoffer. Ik heb het gehad met al die idioten.’
Gezien de gebeurtenissen kan ik hem geen ongelijk geven.